habituer à (v) (habitude) | zich eigen maken (v) (habitude) |
habituer à (v) (habitude) | vertrouwd maken met (v) (habitude) |
habituer à (v) (général) | zich vertrouwd maken met (v) (général) |
habituer à (v) (habitude) | gewoon maken aan (v) (habitude) |
habituer à (v) (habitude) | zich vertrouwd maken met (v) (habitude) |
habituer à (v) (général) | vertrouwd maken met (v) (général) |
habituer à (v) (général) | zich eigen maken (v) (général) |
habituer à (v) (général) | gewoon maken aan (v) (général) |